Het karate onderwijs kenmerkte zich vroeger door het gezegde “monkey see, monkey do”. Het was heel eenvoudig, de leraar deed iets voor en de leerling deed het na. Het is ongeveer zoals peuters leren lopen; door de voorbeelden om hen heen worden kinderen uitgedaagd om ook op te staan en uiteindelijk na veel vallen en opstaan ook te gaan lopen. Dit proces kost een kind veel “trainingstijd” maar uiteindelijk zal het kind onbewust bekwaam worden in het lopen en kan het op een gegeven moment zelfs gaan hard rennen.
In het leren van de verschillende karatetechnieken hebben wij met heel gecompliceerde bewegingen te maken. We bewegen met het ene been en tegelijkertijd doen we met de andere arm een compleet andere beweging. Bewegingen liggen als het ware opgeslagen in ons brein. Een beweging ontstaat eigenlijk doordat verschillende zenuwcellen in ons brein verbindingen met elkaar aan gaan. Net zoals wij vroeger met ons potlood een lijntje trokken van het ene cijfertje naar het andere cijfertje waardoor dan een leuke clown ontstond, zo ontstaat bijvoorbeeld lopen ook door het aangaan van verbindingen tussen verschillende zenuwcellen. Hoe vaker de verbindingen gemaakt worden hoe meer ingesleten deze worden. Denk hierbij eens aan de olifantenpaadjes die op een geheel natuurlijke wijze ontstaan als mensen veelvuldig de vaste paden afsnijden. De vegetatie verdwijnt als mensen vaak over een dergelijk pad heenlopen of fietsen. Doe je dat 1x per week dan krijgt het gras de kans om weer te gaan groeien maar loop je elke dag 6x over dat pad dan verdwijnt het gras als sneeuw voor de zon en zo ontstaat het welbekende olifantenpad.
Bewegingen worden dus geïnitieerd vanuit ons centraal zenuwstelsel. Het is vandaar uit dat er een prikkel naar de bewegingsspieren gaat en deze vormen door samentrekking en ontspanning een bepaalde beweging. Hierbij moeten veel verschillende spieren tegelijkertijd aanspannen en ontspannen (de spier die verantwoordelijk is voor de beweging noemen we de agonist en de spier die de beweging tegenwerkt noemen we de antagonist – de agonist spant aan terwijl de antagonist moet ontspannen). Gaat dat proces van samenwerking niet goed dan krijg je schokkende bewegingen én veel bijbewegingen. Het vloeiend laten verlopen van bijvoorbeeld een deel uit de Pinan nidan kan alleen dan als de prikkelgeleiding naar en vanuit ons centraal zenuwstelsel ongestoord verlopen én de “waste” van de bijbewegingen weggeslepen zijn. Dit proces kost enorm veel trainingstijd en herhaling.
Wetenschappers hebben uitgerekend dat je ongeveer 10.000 uren training nodig hebt om ergens excellent in te worden. Excellentie is een vorm van meesterschap en in het karate wordt het begin van dit meesterschap aangeduid met de zwarte band eerste dangraad. De karateka heeft een lange weg achter de rug. Een weg die gekenmerkt wordt door herhalen, herhalen en nog eens herhalen; dat herhalen is nodig om de olifantenpaadjes in ons brein te maken. Bij dat leerproces is de factor regelmaat ook heel belangrijk. Denk weer even aan het ontstaan van de olifantenpaadjes. Zelfs als op een dag 100 mensen over dit pad heengaan en het gras nagenoeg helemaal plat getrapt is, als er vervolgens een week lang niemand meer over dit pad heenloopt dan is het gras weer redelijk snel aangegroeid. 1x per week is natuurlijk ook regelmatig maar het is te weinig om echt zoden aan de dijk te zetten.
Wil je dus meesterschap in karate bereiken dan is de formule heel simpel: herhaling x regelmaat. Hoe groter de getallen die je voor herhaling en regelmaat zet hoe sneller de 10.000 bereikt worden. Met een gemiddelde trainingstijd van 1,5 uur en een regelmaat van 2x per week duurt het een kleine 65 jaar voordat je dus meesterschap in karate bereikt!
Ook al is karate-do een weg voor het leven, en gezien bovenstaand rekensommetje klopt dat ook, 65 trainingsjaren is wel een hele lange tijd. Gelukkig is er in de formule nog een factor waardoor de 10.000 uren sneller dichterbij komen en dat is attitude. Is die attitude optimaal dan vergroot je de formule met factor zes. Dezelfde persoon die 2x per week 1,5 uur in de dojo karate traint én dit doet met de juiste attitude zal na een kleine 11 jaar de eerste fase van meesterschap bereiken. Vertaald naar de praktijk van de dojo klopt dit ook. De meeste mensen die bereid zijn om meer te trainen dan 2x per week zullen na 8 tot 10 jaar hun zwarte band behalen. Daarna gaat de weg naar meesterschap door.
Voor zover hetgeen de leerling zelf moet doen; met de juiste attitude veel en vaak in de dojo aanwezig zijn. Bij de weg naar meesterschap speelt de leraar ook een belangrijke rol. Veel mensen denken dan aan een enthousiaste leraar die zijn leerlingen motiveert en stimuleert. Dit alles uiteraard met oog en begrip voor de leerling die immers zoveel andere dingen in zijn leven heeft te doen. Natuurlijk moet een leraar voldoen aan deze criteria. Niet dus! Voor mij moet een leraar slechts één ding en dat is het actief bezig zijn met karate. Hij moet zelf enthousiast zijn over het karate én hij moet actief bezig zijn met het bewandelen van die weg; de 10.000 trainingsuren liggen inmiddels ver achter hem. Al dat moderne gedoe dat leraren verantwoordelijk zouden zijn voor de motivatie van de leerling is natuurlijk onzin. De motieven die iemand heeft om zich met karate bezig te houden zijn legio en zeer divers én een leraar heeft geen afstandsbediening over de motieven van een ander mens in handen (als ik die afstandsbediening wel zou hebben dan zou iedere leerling 3x per week met de juiste attitude in de dojo staan, dat kan ik jullie garanderen).
Het is dus de taak van de leerling om zichzelf te motiveren en te stimuleren om met de juiste attitude veel en vaak in de dojo aanwezig te zijn én zich daar te omringen met leraren en medeleerlingen die enthousiast bezig zijn met hun karate. De criteria die aan een leraar gesteld zouden mogen worden zijn of hij/zij iemand is die zelf nog actief bezig is met het bewandelen van de weg en of hij/zij vanuit passie lesgeeft. Passie is emotie, hart voor de zaak. Als een leraar deze twee criteria bezit dan ben je aan het juiste adres. Is het leren onder zo’n leraar makkelijk? Nee, integendeel zelfs. Deze leraar zal veel van je vragen, soms op het vervelende af. De lat ligt hoog, ook als je een keer geen zin hebt. Maar degene die doorzet zal ver komen. En voor degenen die denken dat een leraar alles goed moet doen, professioneel met zijn leerlingen moet omgaan en onberispelijk in doen en laten, denk dan aan het Oosterse gezegde “Even monkeys fall out of trees”. Dat is de reden waarom ik zo vaak tegen mensen zeg “word je eigen leraar”. Monkey see, monkey do en de monkey ben je in beiden gevallen zelf!